Broeihoop ringslang

Hoewel de ringslang in Europa en Nederland een groot verspreidingsgebied heeft hebben we haar (2020) nog niet aangetroffen in Thijsse’s Hof. Waarschijnlijk waren de vestigingsvoorwaarden bij ons nog niet ideaal. Daar gaan we wel naar streven door het aanleggen van een broeihoop, waar de ringslang zo van houdt.

Bij dat streven hebben we vooral bedacht dat de slang ongevaarlijk is en niet giftig voor de mens. Het is een schuwe en rustige soort die zelfs bij directe bedreiging maar hoogst zelden bijt.

De ringslag komt uit de familie van de waterslangen. In de Hof hebben we veel water en dat komt dus goed uit. De slang is met een maximale lengte van ruim een meter niet klein. Ze is betrekkelijk makkelijk te herkennen aan de kleuren en de ogen. De slang dankt zijn naam aan de gele vlekken aan weerszijden van de hals, net achter de kop. Soms vloeien de vlekken aan de bovenzijde samen tot een ring. De gele vlekken kunnen soms neigen naar wit of oranje. De ogen zijn verhoudings-gewijs groot en hebben een ronde pupil. De basiskleur is licht- tot donkerbruin tot grijs. Op de zijkanten zijn vaak enkele donkere tot zwarte strepen in de breedte aanwezig. Soms onderbroken door een tweetal lichtere lengtestrepen. Ringslangen hebben geen zigzag-patroon, deze komt wel voor bij adders.

Ringslangen eten graag kikkers en andere amfibieën en die hebben we in de Hof. De ringslang is dan ook een goede zwemmer. Ze jaagt overdag. Net als andere slangen oriënteert de ringlang zich door de tong regelmatig uit de bek te steken om geurdeeltjes op te nemen. Zelf moeten ze oppassen voor bijvoorbeeld roofvogels. ’s Nachts schuilt ze onder stenen en houtblokken.

Eigenlijk is het in Nederland te koud voor de ringslang, maar door broeihopen op zonnige plaatsen kan het lukken om een ringslang te verleiden zich hier te vestigen. De ringslang laat zich alleen zien als ze rustig ligt te zonnen, maar let op: als ze teveel worden verstoord kunnen ze het gebied verlaten.

Vrij snel na de winterslaap, zo in de eerste helft van april wordt de ringslang actief en wordt een partner opgezocht. In de maanden juni en juli gaan de vrouwtjes op zoek naar een geschikte plek om de eieren af te zetten. Daarvoor is die broeihoop uitermate geschikt. De ringslang is trouwens in Nederland de enige eierleggende slang. De adder en de gladde slang zijn beide eierlevendbarend, met andere woorden: ze dragen de eieren net zo lang met zich mee tot de jongen volledig zijn ontwikkeld.

Meerdere vrouwtjes van de ringslang kunnen dezelfde hoop gebruiken en als alles goed lukt is de kans groot dat ze terugkomen en er volgende jaar weer succes is. De eieren worden door de broei van het organisch materiaal uitgebroeid; eigenlijk een soort broedmachine. De duur van de broedperiode is afhankelijk van de temperatuur in de broeihoop. Zo’n 28° C is ideaal. Reken dan maar op zes weken voordat de eieren uitkomen. Per keer worden zo’n acht tot veertig eieren per legsel geproduceerd. De eieren zijn kleverig zodat ze aan elkaar plakken, waardoor de kans op uitdroging kleiner wordt. Zodra de eieren zijn gelegd, gaat het vrouwtje weer op voedseljacht om de verloren energie te compenseren.

Zo in de eerste weken van september komen de jonge slangen uit het ei. Ze zijn dan 13 tot 20 centimeter lang en direct zelfstandig. (Ze lijken wel een beetje op een regenworm.) Alleen het zwemmen komt later zodat ze zich om te eten beperken tot op het land levende dieren zoals regenwormen, naaktslakken en larven.

In drie tot vier jaar groeien ze uit tot een lengte van 50 tot 60 centimeter. Ze bereiken een maximale leeftijd van meer dan twintig jaar.

Zoals al geschreven is de roofvogel een vijand van de ringslang. Maar ook ooievaars en egels. De mens is echter door zijn angst voor slangen de grootste vijand. De ringslang is echter niet gevaarlijk en zal altijd proberen te vluchten. Liefst het water in om weg te zwemmen of onder te duiken. Ze kan daarbij ongeveer een half uur onder water blijven. Als er geen water in de buurt is vlucht ze de bosjes in. Bij nadere bedreiging kan ze een stinkende vloeistof afscheiden of zich schijndood houden. Daarin is ze een echte specialist. Ze stinkt dan verschrikkelijk en heeft het lichaam volledig verslapt, de oogpupillen draaien naar onder en uit de geopende bek komt soms een beetje bloed. De slang lijkt ook niet meer te reageren op aanraking, maar zodra de mens weg is komt ze weer tot leven en vlucht naar een schuilplaats.