Witte waterkers

Witte waterkers (Nasturtium officinale)
Volksnaam: waterraket

Deze plant vind je In Thijsse’s Hof aan de kwelwaterpoel bij het bruggetje. Een mooie plek want ze heeft een voorkeur voor koel, stromend water, hoewel ze in het Yellowstone National Park ook aan de oevers van water met een temperatuur van 40 graden Celsius wordt aangetroffen.
De plant is vrij slap en onbehaard en wordt tot tien tot zestig centimeter hoog. Ze heeft een holle, vierkantige vlezige stengel met knopen waaruit wortels ontstaan die zich hechten in de bodem. De stengels en hun vertakkingen richten zich op tot boven de waterspiegel en vormen aan hun uiteinden trossen met tamelijk kleine witte bloemen.
De witte waterkers bloeit van mei tot de herfst. In de handel kom je hem tegen als waterkers en kan ze in salades worden gebruikt. Gekookt kan de plant als een soort spinazie worden klaargemaakt. Vers bezit het blad een frisse, licht scherpe smaak, die aan tuinkers of radijs doet denken, maar iets verfijnder. Ze is rijk aan vitamine C. Het volgende gedichtje van Hondius (1621) benadrukt dit:

Al de kers die men heeft,
Die het land of water geeft,
Is tezamen zeer geprezen,
Om de scheurbuik te genezen.

Wanneer je een blad plukt en stuk wrijft geeft dat een scherpe, mosterdachtige geur en als je niet oppast moet je ook nog niezen. Naast salades wordt de plant ook in soepen verwerkt en als garnering van sandwiches en een steak en nog veel meer.
Maar … let op, zodra de witte waterkers bloeit is ze niet meer voor consumptie geschikt. Bovendien dient ze alleen uit stromend water in een schone omgeving te worden geoogst om een gezonde plant te krijgen. Zo niet laat dan maar zitten.
In de volksgeneeskunde werd de plant gebruikt als eetlustopwekkend, stofwisseling bevorderend en heilzaam bij diabetes. Daarnaast kan ze worden gebruikt als haartonicum en als kleurstof. Ook werd het gebruikt om sproeten te verwijderen: men moest het gekneusde blad ’s nachts op het gezicht leggen en de volgende morgen het gelaat wassen met een aftreksel van vlierbloemen……………
Nog langer terug in de tijd werd uit de bladeren een soort salade gemaakt wat door feestgangers werd gebruikt om na een drinkgelag hun kater kwijt te raken.

Kees Sipkes had – indertijd op aanraden van Thijsse – een kwekerij van wilde planten aan de Zijlweg. Heel toepasselijk noemde hij het “De Teunisbloem”. In 1924 werd hij gevraagd om de daadwerkelijke aanleg van Thijsse’s Hof te verzorgen. Sipkes bleef zijn hele leven warme belangstelling voor de Hof tonen. Hij kwam meerdere keren per jaar op bezoek en strooide dan vaak (net als Thijsse) op allerlei plaatsen zaden van duinplanten. Vaak bracht hij ook bijzonder plantmateriaal mee.
Eén van zijn belangrijkste adviezen gaf hij in 1960. In die periode was de grondwaterstand in de Hof als gevolg van de duinwaterwinning zo laag dat de vijver helemaal droog viel. Hij stelde voor om aan de westelijke zijde van de vijver zand af te graven. Daarmee ontstond een vochtige vallei met het nu bekende bruggetje en duin. In de duinvallei sijpelt het kwelwater nu alweer jaren van de duinen naar de vijver.